Schotland – 28 juni 2018
Aan mijn moeder,
Vanochtend was ik heel vroeg wakker, en zoals ik vaker doe, lag ik te denken aan de menselijke ziel. En dan met name aan de bestemming ervan. Ook dacht ik aan jou, en ik besloot een kop thee te zetten, zoals men dat hier in Schotland gewoon is, en het gewoon maar even op te schrijven.
Wat gelooft een christen
De heersende opvatting onder christenen in het Westen, en daarmee ook bij de meerderheid van de christenen in Nederland, is dat hun zielen na de dood direct doorreizen naar de hemel, om daar voor altijd “bij onze Heere Jezus” te zijn. Ik weet dat jij dit ook gelooft, mede omdat papa en jij het ons als zodanig hebben geleerd.
Jij bent de weduwe van een theoloog, en ook nu nog ben je bijna wekelijks in gezelschap van enkele van je kinderen en kleinkinderen die eveneens theologie hebben gestudeerd of anderszins met de bijbel bezig zijn. En ik vermoed, dat, als je al met hen spreekt over dit onderwerp, je van hen geen mening zal horen die afwijkt van de heersende opvatting. Ook vermoed ik dat je er zelf niet over zal beginnen, want als wedergeboren christen zal je er niet aan twijfelen, dat wanneer jouw tijd gekomen is, ook jouw ziel linea recta naar de hemel zal reizen.
Afdalen of opstijgen
Ik wil je daarom het volgende zeggen. Niet omdat ik het graag wil zeggen, maar omdat ik vermoed dat je het van niemand anders horen zal: ik kan in de hele bijbel geen enkele passage vinden die het christelijke dogma over de hemel als directe bestemming van de ziel onderschrijft, of zelfs maar suggereert.
Integendeel, de bijbel leert keer op keer dat mensen na hun dood naar het dodenrijk afdalen en dat is nu eenmaal het tegenovergestelde van opstijgen naar de hemel. Het laatste wordt inderdaad ook beschreven, maar in een latere tijd, nadat enkele wereldschokkende gebeurtenissen hebben plaatsgehad welke nu nog niet vervuld zijn.
Christenen denken, en worden daarin door hun religieus leiders ondersteund, dat het bijbelse begrip “afdalen naar het dodenrijk” een metafoor is voor begraven worden in de aarde in een twee meter diep graf. Ik denk echter dat dit een valse leer is, die nergens op is gebaseerd anders dan wishful thinking.
Abraham, een rijke man, en Lazarus
Er is een passage in de bijbel met een gesprek van de messias over de arme bedelaar Lazarus en de rijke man die elkaar in het dodenrijk ‘tegenkomen.’ De heersende opvatting onder christenen is dat het hier om een parabel gaat, een gelijkenis.
Bijna niemand van hen schijnt te willen overwegen, dat dit misschien geen gelijkenis is doch een waar gebeurd verhaal, en dat de messias dit verhaal vertelt als waarschuwing voor ieder mens.
Indien het werkelijk een ‘gelijkenis’ zou zijn, dan zou dit de enige zijn waarin de opgevoerde personen een eigen naam hebben. Alleen dat al zou christenen moeten laten nadenken.
Ook Abraham wordt met name genoemd. Diezelfde Abraham wordt door de zoon van de allerhoogste onder andere genoemd in een gesprek met de theologen van zijn tijd, als bewijs dat de zielen van mensen na hun dood voortleven. Zou de zoon van de maker van hemel en aarde werkelijk een zo belangrijke historische figuur als Abraham opvoeren in een gelijkenis? Ligt het niet veel meer voor de hand dat wanneer de zoon van de schepper het heeft over de historische persoon Abraham en het dodenrijk, hij een werkelijkheid beschrijft, temeer daar hij kort daarna zelf ook naar dat dodenrijk zal afdalen?
Op reis
Jij gaat vroeger of later op je laatste reis. Net als wij allen, indien de wereld nog een tijd blijft bestaan. Ik neem alvast afscheid van je met deze vraag: met wie kunnen wij ons identificeren? Met de arme bedelaar Lazarus? Of met de rijke man?
Ik zelf vind het relaas over het dodenrijk en de twee regio’s overigens behoorlijk verontrustend.
Het is heel gemakkelijk om te geloven dat de christus is opgevaren naar de hemel en daar sindsdien bezig is met het bereiden van plaatsen voor alle mensen die alleen maar hoeven te belijden dat hij is gestorven voor de zonden van iedereen die het gelooft, maar zelf heeft de christus dat nooit zo gezegd.
Integendeel, maakt hij niet duidelijk dat hij plaatsen bereidt voor mensen die niet alleen zijn dood en opstanding accepteren, maar tevens de geboden van zijn vader in acht nemen? En dat laatste is nou net iets dat de meeste christenen met grote gedrevenheid weigeren te doen, omdat ze collectief hebben besloten liever te geloven in de woorden van hun religieus leiders, die hen al eeuwen lang voorhouden dat de geboden van de maker van hemel en aarde wel golden voor het volk van Israel, maar niet meer voor wedergeboren christenen.
Heb jij net als de meeste christenen besloten dat je over deze materie niet hoeft na te denken? Verkeer je in de geruststellende overtuiging dat je zelf een wedergeboren christen bent wiens ziel na de dood direct door zal reizen naar de hemel?
Maar hoe verenig je dat dan met het gegeven dat daar in de bijbel met geen letter zo over wordt geschreven? Het is immers in tegenstelling met de leer van de christus zelf, die de nadruk legt op het gehoorzamen van de geboden. Het is ook in tegenstelling met de strekking van het verslag over Lazarus en de rijke man waaruit we kunnen afleiden dat de zielen van dode mensen eerst naar een dodenrijk afdalen en dat dit dodenrijk bestaat uit twee regio’s en dat we ervoor moeten waken om in de goede van de twee regio’s te belanden.
Zoals gezegd, ik vind het relaas over het dodenrijk en de twee regio’s zeer verontrustend, juist vanwege die voorwaarde om niet alleen met de mond te belijden dat je gelooft in de dood en opstanding van de christus, maar ook om gehoorzaamheid aan de geboden te betrachten. Voor mij betekent dit o.a. dat ik mijn vader en moeder moet eren. Dat is voor mij echt een hele opgave. En wat betekent het in de praktijk? Is het een blijk van het eren van mijn moeder wanneer ik met je wil praten over dit onderwerp? Of eer ik mijn moeder door dit onderwerp te mijden, omdat ik weet dat je het verschrikkelijk vindt om er over te praten?
Ik heb inmiddels geleerd dat mensen de geboden moeten gehoorzamen. Dat betekent onder andere dat ik mijn ouders moet eren. Maar jij wil stug blijven vasthouden aan het kerkelijk dogma dat die geboden niet meer geldig zijn omdat de christus van de kerk de wet zou hebben opgeheven. Dus hier is het dilemma: van dezelfde geboden die mij verplichten om jou te eren, beweer jij dat ze niet meer geldig zijn.
Als mensen hebben jij en ik elkaar niets te melden. Jij hebt geen greintje waardering voor mij omdat ik volgens jou maatschappelijk een mislukking ben, en naar jou opstandig en respectloos. En voor mij ben jij de meest harteloze moeder die ik ken, vrekkiger dan Scrooge en met een eigen wil die minder buigzaam is dan een vloer van gewapend beton. We missen er niets aan wanneer we geen contact met elkaar hebben, integendeel, we hebben er beiden juist baat bij om elkaar te zien noch te spreken want dan ergeren we elkaar tenminste niet.
En uitgerekend wij twee zijn toch nog via het gebod om vader en moeder te eren aan elkaar verbonden. Al ben jij degene van wie het niet hoeft (want de geboden gelden volgens jou niet meer) en heb ik het er enorm moeilijk mee (omdat ik wel jouw leeftijd maar niet jou zelf eerbiedwaardig vind).
Slotwoord
Moeder, jouw geloof en vertrouwen behelst dat je straks direct na je sterven in de hemel terecht komt en dat je het dodenrijk dus zal overslaan. Mijn geloof daarentegen is dat de hemelse gewesten nog een tijd op jou zullen wachten, want ik ben er vrijwel zeker van, dat ook jij, net als ieder ander mens op aarde, na je dood eerst naar het dodenrijk zult vertrekken, en wel naar één van de twee regio’s aldaar.
Het is dus een vraag of jij gelijk hebt, of ik. Het is nog geen uitgemaakte zaak, of jouw ziel straks de hemel zal binnen gaan of (voorlopig) eindigen zal ergens in het dodenrijk. En deze vraag leidt ons als vanzelf naar de fundamentele vraag van deze brief: moeder, wie denk je dat daarover beslist?
Toeval? De God van het Christendom? De dominee in de kerk? Je dochter die theologie heeft gestudeerd? Of heb je, zoals zovelen, er gewoon nooit bij stilgestaan dat er noodzakelijkerwijs iemand moet zijn die deze beslissingen neemt.
Wel, hier is mijn slotwoord: natuurlijk is er iemand die de beslissing neemt. En hier is de verrassing, de geheime boodschap uit de bijbel: ieder mens kan invloed uitoefenen op ieders eigen bestemming. Jij ook. Je kunt nu nog, zolang je leeft, invloed uitoefenen op de vraag door welke poort je welke bestemming binnengaat.
De beslissing wordt voor ieder van ons genomen, maar ieder van ons heeft recht van inspraak.
Robert,
Schotland 28th June, 2018
Naschrift van 20 Mei 2020
Inmiddels is mijn moeder dood. Ik heb haar niet begraven en haar graf ook later nooit bezocht, dus waar haar stoffelijk overschot is, dat weet ik niet.
Terzijde: de term ‘stoffelijk overschot’
Genesis 2:7 “…den mens geformeerd uit het stof der aarde,”
Genesis 3:19 “want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.”
En zoals ik niet weet waar haar lichaam is, zo weet ik ook niet in welke regio van het dodenrijk haar ziel zich bevindt.
Van sommige mensen kan ik me niet voorstellen dat ze na hun dood rustig kunnen slapen (politici bijvoorbeeld, en andere mensen die een deal met de duivel hebben gemaakt, en heel wat dominee’s).
Van andere mensen daarentegen kan ik me niet voorstellen dat ze in de nare regio terecht zijn gekomen.
Maar van de meeste mensen weet ik het niet. Van mijn vrienden van vroeger weet ik het niet. Van mijn moeder weet ik het ook niet. Het enige dat ik wel weet, is dat mijn moeder geloofde dat ze het dodenrijk zou overslaan. Omdat ik er zeker van ben dat ze er in dat opzicht helemaal naast zat, ben ik ook zeker dat ze volkomen, volslagen en volledig verrast zal zijn geweest toen haar ziel op reis ging en niet in de hemel belandde, maar in dat dodenrijk.
Moge deze brief voor andere moeders en andere zonen aanleiding zijn zich te bezinnen over het dodenrijk.
❧
Tags: dood, dodenrijk, sterven
Thema: Hemel et Dodenrijk
Geschreven: 30 mei 2020
Je bent hier:  Inhoud Nederlands » Brieven & Dialogen » Brieven » Aan mijn moeder